Vaarwel Twitter

Oktober 2009 zei een vriend “goh dat Twitter, lijkt me echt iets voor jou”, en zo geschiedde. Na wat eerste onwennige tweets over futiliteiten ontwikkelde het medium zich tot een vaste plek in mijn bestaan. Het werd mijn nieuwsfeed, een plek om nieuwe mensen te leren kennen, mezelf te ontwikkelen, meningen te horen en mijn eigen denken te scherpen. Het is raar, maar zonder Twitter zou ik denk ik niet de persoon geworden zijn die ik nu ben. Mijn hele onderwijscarrière was Twitter bij me, die plek om uit te wisselen en me in te zetten voor de onderwerpen die ik belangrijk vind. Het leverde mooie ontmoetingen op, met interessante journalisten, invloedrijke figuren en zelfs met een gehekelde staatssecretaris. Twitter en diens bevolking stimuleerde me mijn eigen gedachten op papier te zetten, aan te scherpen en beter te verwoorden. Te nuanceren waar nodig, of juist de randen op te zoeken waar dat moest. Het vormde mijn denken over onderwijs.

De laatste jaren verschoof mijn eigen inbreng op het medium van onderwijs meer naar dat andere deel van mijn identiteit: natuur. Mensen laten zien hoe mooi de wereld om hen heen is en dat dat het beschermen waard is. Geregeld kreeg ik terug “dankzij jou kijk ik veel meer naar vogels!” en eerlijk waar: een groter compliment kan je me niet geven. Jezelf verhouden tot al het levende om je heen: het is wat ons mens maakt.

Ondertussen verharde het klimaat op Twitter. Er is weinig nieuwe aanwas meer, mijn onderwijsbubbel draait in cirkels over dezelfde onderwerpen als tien jaar geleden. Ik mis de positieve vibe die ik eerder wel voelde. Praten over politiek veranderde ook. Een scherpe mening over hedendaagse politiek kan rekenen op instemming vanuit gelijkstemden. Als die mening gaat over FvD, PVV of tegenwoordig zelfs de BBB kan je standaard rekenen op een dagdeel of twee drek in je mentions. Je moet er maar zin in hebben.

Met de overname door Elon Musk kantelde voor mij die afweging. Natuurlijk, Twitter was altijd al een bedrijf met een businessmodel. Maar in het ideaalbeeld dat Musk schetste herkende ik me niet meer. Ik zoek geen marktplein waar iedereen maar een podium krijgt. Interesse in andere filterinstellingen zoals Musk voorstelt heb ik niet. Het gaat niet om wat ik wel of niet zie, het gaat om wat normaal gevonden wordt. Musk kiest bewust voor desinformatie, trollen en valselijke ‘both sides’. Ik werd me bewuster van het verdienmodel van Twitter: ophef. En dat zoek ik niet meer. Ik denk dat het niet goed is voor het debat, voor de democratie en voor de maatschappij. En niet goed voor mij.

Een alternatief vond ik net als velen op Mastodon. Open source, eigenlijk duizenden eigen mini-twitters die aan elkaar gekoppeld zijn. Bevalt het moderatiebeleid je niet, dan verhuis je naar een server waar het anders is. Geen bedrijf, geen miljardairs met een god-complex, geen verdienmodel, geen algoritmes. Maar wel mensen waar je contact mee kunt leggen, ideeën mee kunt uitwisselen en die ik hopelijk zitten te wachten op mijn tweets (nee wacht, ‘toots’!) over hoe fascinerend de vogeltrek wel niet is. Tot slot, ik hoop dat ik al die lieve, leuke mensen die er ook genoeg zijn op Twitter weer op Mastodon ga tegenkomen. Of ergens in het echt, dat nog liever.

Adieu, Goodbye, Auf Wiedersehen.
Die Zeit mit dir war schön.

Vaarwel Twitter.

Geplaatst in Media | Tags: , | 1 reactie

Waarom de CAO VO het lerarentekort niet oplost.

Ik werk als biologieleraar en teamleider op een zelfstandig gymnasium in Brabant. Met de cao vo heb ik bijna wekelijks te maken. Met de gevolgen daarvan ook. Ik schrijf dit stuk (net als alle andere) op persoonlijke titel.

Ik sta inmiddels alweer meer dan 10 jaar voor de klas, en het allergrootste probleem – het lerarentekort – is sindsdien niet bepaald kleiner geworden. Dat lerarentekort in het VO heeft maar met één ding te maken: aantrekkelijkheid van het beroep. Het onderwijs zou jonge HBO’ers en academici moeten trekken, hen opleiden en zowel qua ontwikkelmogelijkheden als qua salaris interessant moeten zijn. Dat het niet lukt om mensen aan te trekken zit hem mijn inziens in drie factoren: salaris, werkdruk en perspectief.

De huidige cao onderhandelingen zijn vastgelopen op onenigheid over die eerste twee. De VO-raad (de koepel van schoolbesturen; de werkgeversorganisatie) vindt de salariseis van +5% te veel en de vakbond vindt dat de 300 miljoen aan middelen om de werkdruk te verlagen moeten resulteren in individueel afdwingbare rechten, terwijl de VO-raad liever vasthoudt aan een collectieve afspraak.

Deze week kondigde de AOb een actiemiddag aan, met livestream en de aanmoediging om in gesprek te gaan met je bestuurder. De VO-raad stuurde als reactie een mail met argumenten naar schoolleiders (zoals: in andere sectoren is ook maar 3% salarisverhoging) die je dan kon gebruiken in het gesprek met die activistische leraren, vergezeld van een juridische bijlage met het advies toch maar ‘coulant’ om te gaan met deze actiemiddag.

Ik zie het met lede ogen aan. De onderwijscao is sinds 2011 van 61 pagina’s naar 101 gegroeid. Aan de werkdruk is niet bijzonder veel veranderd en ons mooie beroep vinden we alleen zelf nog maar aantrekkelijk genoeg om in te blijven werken. De lerarenopleidingen lopen leeg. De omvang van de cao is blijkbaar recht evenredig is met de personeelstekorten in de sector.

De cao is een gedrocht met allerlei verschillende regelingen en bepalingen. Die regelingen monden uiteindelijk uit in een tabel die iedere leraar in juli of september geschoven krijgt: het taakplaatje. Op deze tabel met ureninvulling voor een schooljaar staat naast de lessen ook tijd voor lesvoorbereiding, tijd om die lessen voor- en na te bereiden, tijd voor deskundigheidsbevordering, tijd voor algemene schooltaken, tijd voor toegewezen taken en uren van het persoonlijk keuzebudget. Als je starter of op leeftijd bent komen daar nog wat regelingen bij.

Een van de problemen is dat maar een deel van die uren via de cao geregeld zijn. Een nogal wezenlijke, de opslagfactor – hoeveel tijd je tijd krijgt om je lessen voor te bereiden en nakijkwerk te doen – is dat bijvoorbeeld niet. Hoewel iedere school dezelfde vakantieweken per jaar heeft mogen schoolbesturen namelijk zelf bepalen hoeveel ‘lesweken’ per schooljaar in dat rekensommetje worden gestopt. Ook het antwoord op de vraag welke taken dan in die ‘opslagfactor’ zitten is per schoolbestuur verschillend, net als bijvoorbeeld het aantal uur dat staat voor een mentoraat.

Verder zijn de afspraken die in de cao staan hard, ténzij je schoolbestuur daar toevallig andere afspraken over heeft gemaakt met de gMR. Zo mag je bij het grootste onderwijsbestuur van Nederland toch gewoon 4 dagen komen opdragen met je baan van 0,6 fte, ondanks dat in de landelijke cao anders vermeld staat. En ook de 50 uur ‘persoonlijk budget’ biedt niet op iedere school dezelfde mogelijkheden.

Sowieso, al die regelingen, je wordt er soms horendol van. Een deeltijder mag wel komen opdraven op niet-werkdagen volgens de cao, een docent met een bapo-overgangs-regeling moet voor exact dezelfde rapportvergadering gecompenseerd worden met een andere vrije dag. De regelingen zijn inmiddels zo complex dat het voor een individuele docent nauwelijks meer te doen is om na te gaan waar hij wel of geen recht op heeft en wat hem daadwerkelijk gaat helpen.

Als we zo verzand zijn in de verjuridisering van wat normale arbeidsverhoudingen moeten zijn, in hoeverre kan een nieuwe cao dan nog effectief zijn? De inzet van de vakbond deze ronde is nóg een individuele verlofregeling erbij. Ik denk dat het weinig gaat helpen.

Is de cao het product of de oorzaak van een cultuur van onderling wantrouwen? Want als we hier al niet uitkomen, hoe moet het dan met het lerarentekort? Ik heb bijna wekelijks te maken met de cao: verlofregelingen, levensloopbudgetten, ouderschapsuren, ken inmiddels zelfs de paginanummers. Leuk is dat niet altijd, maar het meest last heb ik niet van het document zelf, maar met de gevolgen ervan: als we een vacature uitzetten en geen reacties krijgen. Dat helpt overigens ook niet bepaald met de werkdruk van de zittende collega’s, kan ik je zeggen.

Hoe nu verder?

We moeten terug naar een veel eenvoudigere cao, waarin iets is afgesproken over een maximale lestaak én de tijd die je kwijt bent om dat goed voor te bereiden. Verder moeten we iets doen aan het aantal lessen dat een docent in een week heeft. Dat is ingewikkeld aangezien scholen zelf de lengte van hun lesuren gaan, maar met een beetje goede wil moet daar wel uit te komen zijn. Er zijn ongetwijfeld andere praktische bezwaren, maar als we onder druk van coronalockdowns de afgelopen twee jaar ons volledige onderwijs konden omgooien, dan is een beetje creativiteit met een nieuwe cao echt peanuts.

Verder moet het ministerie aan de onderhandelingstafel komen. Nu onderhandelt de vakbond met de VO-raad. Die krijgen van het ministerie te horen hoeveel geld er beschikbaar is en mogen daar vervolgens mee naar de gesprekstafel. Het is tijd dat we die stap gaan overslaan. In geen enkele andere sector zijn de salarisonderhandelingen met een tussenpersoon.

Ik vind het moeilijk dit stuk optimistisch af te sluiten. De verhoudingen tussen vakbond en werkgevers lijken danig bekoeld. De inzet van de VO-raad bij het ministerie is onzichtbaar en van de inbreng van nieuwe voorzitter Henk Hagoort ben ik nog niet onder de indruk. Het afgelopen jaar is er naast de reguliere cao-onderhandelingen een parallel ‘out-of-the-box’ traject doorlopen. Over de opbrengsten daarvan blijft het angstvallig stil. Het lerarentekort in het VO is niet zo zichtbaar als die in het PO, maar is echt groter. En daar zijn niet alle leerlingen evenredig de dupe van: juist in ‘moeilijke’ wijken zitten de leerlingen zonder leraar.

Om tot een oplossing te komen is vertrouwen, lef en moed nodig. Wie durft?

Geplaatst in Onderwijs | Tags: , , , , | 1 reactie

Per ongeluk fascistisch

Onlangs in het nieuws: in rechtsconservatieve staten in de VS komen strikte regels over wat wél en wat níet onderwezen mag worden. Boekverbrandingen zijn terug van weggeweest en de schoolbibliotheken worden gezuiverd van ‘ongepast’ materiaal. Het is de nieuwste verschijningsvorm van de toenemende invloed van rechts/conservatief in de VS. Via schoolbesturen die feitelijke oudercommissies zijn is het onderwijs hier snel het lijdend voorwerp van. In republiekeinse conservatief-Christelijke staten doen leraren uit angst aan zelfcensuur en vermijden potentieel gevoelige onderwerpen of standpunten.

Wie denkt dat in Nederland dit soort toestanden nog ver weg zijn, wil ik waarschuwen. Ook in Nederland zijn er politieke partijen die stelselmatig het onderwijs verdacht maken en betichten van indoctrinerende praktijken. Hun oplossingen: schoolboeken controleren en meldpunten starten waar leraren aangegeven kunnen worden. FVD introduceerde in 2019 het ‘meldpunt indoctrinatie’ waar individuele leraren konden worden gemeld. Ook kwam er een instagramaccount met ‘indoctrinerend’ lesmateriaal. De PVV toonde zich al eerder voorstander van zo’n meldpunt en ook in 2019 sprak onderwijswoordvoerder Beertema zijn waardering hierover uit. Beide partijen namen dit discutabele initiatief overigens over van het Duitse extreemrechtse AfD.

Ik tweette naar aanleiding van item van Nieuwsuur een ‘reminder’.

Het leidde tot een aantal verschillende reacties. Allereerst wat schaamteloze extreemrechtste trollen die kwamen melden dat het ze niet snel genoeg kon gaan. Toen wat reacties dat ik de SGP, JA21 en BVNL zou zijn vergeten. Dat was ik niet. Hoewel de invloed van gereformeerd NL op schoolboeken niet te ontkennen is, is dat van een hele andere orde. En ook tegengeluid op die rel van bijvoorbeeld D66 heeft niets met censuur te maken, integendeel. Bovendien is de SGP voor een grote vrijheid van onderwijs. JA21 en BVNL laten zich voor zover ik weet niet echt uit over dit onderwerp.

Het laatste type reacties dat ik kreeg laat zich samenvatten als “huh, BBB?”

Ja, BBB. Pak het verkiezingsprogramma er maar eens bij. Ik zal de belangrijkste passages hier citeren.

“Voordat schoolboeken en lespakketten aan leerlingen worden aangeboden toetst een deskundige commissie uit diverse sectoren het lesmateriaal op feitelijke onjuistheden en propaganda.” (Verkiezingsprogramma BBB, 2021, p21)

Onderwijzers op alle scholen wordt verboden hun eigen ideologieën te verspreiden onder leerlingen. Er komt een meldpunt waar leerlingen en ouders dit kunnen melden. Een deskundige commissie beoordeelt deze klachten.” (Verkiezingsprogramma BBB, 2021, p21)

Daar zit geen woord Spaans tussen. Het zal de BBB waarschijnlijk vooral om het imago van de landbouw in schoolboeken te doen zijn, maar toch. Ook per ongeluk fascisme is fascisme. De rest van de onderwijsparagraaf schendt overigens ook alle zorgvuldig opgebouwde barrières die we in Nederland hebben. Dat de politiek voor het funderend onderwijs gaat over het ‘wat’ en het onderwijs zelf over het ‘hoe’ bijvoorbeeld. BBB wil verplichte excursies naar de boer. Bovendien willen ze zelfs een verplichte stage in de agrarische sector voor alle docenten in opleiding. Daar gaat de politiek al helemáál niet over. Maar dat terzijde.

Nadat mijn tweetje wat aandacht en RT´s kreeg en duurde het niet lang voordat de eerste BBB-medewerker (die overigens anoniem tweet en zich ook nu niet bekend maakte als BBB-medewerker) zich meldde met een verdediging van de controlecommissie. “BBB wil dat kinderen leren hoe het echt zit”.

Twee tweets later toonde ze meteen het grote manco én gevaar van zo’n hele ‘feitelijke’ controlecommissie aan.

Hoe het ‘echt’ zit blijkt dus toch bijzonder variabel te zijn en louter de BBB heeft de wijsheid in pacht om te bepalen wat ‘de’ waardheid is. Of hun waarheid, in ieder geval.

Een paar uur later had ik de volgende BBB-medewerker (overigens niet anoniem) aan de lijn. Die bestempelde mijn ‘reminder’-tweet als ‘een grove misrepresentatie’.

Het is een bijzonder gevaarlijk en hellend vlak. Enkele andere twitteraars vonden het idee van zo’n controlecommissie en meldpunt namelijk op zich wel sympatiek: lesmateriaal moet feitelijk wel een beetje kloppen natuurlijk. Dat het dat over het algemeen prima doet, dat de docent daar verantwoordelijk voor is en dat er een uitgebreid verantwoordingssysteem via schoolleiders, schoolbesturen en onderwijsinspectie achter hangt, gaan ze dan aan voorbij. De verdachtmaking blijft makkelijk hangen.

Het tweede argument dat vaak gebruikt is de stelling dat het onderwijs vrij dient te zijn van ideologiën. Dat is onmogelijk. Waardenvrij onderwijs bestaat niet. Kennis, ook die uit de wetenschap, is per definitie gekleurd en past binnen bepaalde overtuigingen. Het onderwijs heeft als taak om nieuwe wereldburgers op te leiden, die snappen dat ‘de’ waarheid niet bestaat en dat iedereen daar vanuit zijn eigen perspectief naar kijkt. Een goede docent neemt zijn leerlingen objectief mee door die verschillende brillen. Daarnaast voedt deze docent zijn of haar leerlingen op met onze maatschappelijke waarden, met aandacht voor democratie, de Westerse samenleving en wetenschap. Dat noemen we nota bene ‘burgerschap’, een wettelijk verplicht onderdeel van het curriculum.

Daarnaast is de Nederlandse onderwijssysteem er een van extreme vrijheid. Zolang je het wettelijk verplichte kerncurriculum maar onderwijst, mag je daarnaast bijna alles onderwijzen wat je wil. Over de God waar je al dan niet in gelooft, de leer van Rudolf Steiner of over modernere heiligen. Het is ironisch dat nota bene de partij die startte met het indoctrinatiemeldpunt juist van deze ruime wetgeving gebruik maakt om met eigen scholen te komen.

Het gevaar van meldpunten en controlecommissies is dat politieke machthebbers gaan bepalen wat er wel en vooral niet onderwezen wordt op scholen. Dat tast niet alleen de professionaliteit van docenten aan, maar holt de democratie uit. Dat de BBB dat niet snapt is bijzonder kwalijk. Het tweede scenario is dat de BBB dat prima snapt. Dat is nog veel erger.

Geplaatst in Onderwijs, Politiek, Samenleving | Tags: , , , , | 1 reactie

Red de publieke sector

Bij JINEK schoven gisteren 3 CEO´s aan, van KLM, Ahold en Shell. Volgens de redacteuren ‘onmisbaar voor de economie’. KLM kreeg 3,4 miljard aan staatssteun, de afgelopen maanden. Shell rijdt zonder enige ironie volle tankwagens benzine met de tekst ‘ik ben CO2-neutraal op weg’ rond over de Nederlandse snelwegen. Enfin.

De ‘economie’ is een smalle manier van kijken naar samenlevingen. Het bekijkt arbeidsproductiviteit en de hoeveel geld die we onderling rondschuiven. Het samen te lijf gaan van een levensbedreigend virus en het samen offers brengen daarvoor, in tijd, geld en mensenlevens, is ‘slecht’ voor economie. Hoewel de samenleving zijn werk doet, wij met zijn allen een gevaarlijke crisis weten te overwinnen, kleuren de cijfers rood.

Als we iets geleerd hebben van de coronacrisis is dat juist de zorg de sector is die cruciaal is voor de samenleving. Zonder goede zorg voor onze zieken valt alles stil. Idem voor het onderwijs. We merkten dat meteen toen de scholen sloten en menig werkende ouder ineens ook nog fulltime leraar werd. Ook de kennisinstituten zoals universiteiten of het RIVM hebben iedere dag bewezen dat ze letterlijk van levensbelang zijn voor onze samenleving. En zonder samenleving, geen economie. Al deze vitale sectoren hebben twee dingen gemeenschappelijk. Ten eerste, ze zijn van levensbelang voor de samenleving én daarmee de economie. Zonder verpleegkundigen, artsen, leraren, onderzoekers is een term als ‘dividenduitkering’ niets meer dan een betekenisloos begrip. Ten tweede, ze zijn stuk voor stuk financieel uitgekleed.

Verpleegkundigen en leraren luiden al jaren de noodklok over hoge werkdruk, lage salarissen en het tekort aan collega’s. Waar Rutte en De Jonge spreken over een “tekort aan IC-bedden” bedoelen ze een tekort aan personeel. Het bed is het probleem niet. Arts en intensivist Diederik Gommers vatte het als volgt samen: “de afgelopen jaren hebben we ons systeem zo ingericht. We hebben altijd net genoeg bedden.” Op het moment dat er dan méér nodig is heb je een probleem. Streven naar efficiënte is het codewoord dat eigenlijk ‘bezuinigen’ betekent. En hoe dat goedkoop duurkoop blijkt te zijn, weet iedereen die zijn auto niet laat periodiek laat onderhouden. Kortetermijndenken is op lange termijn slecht.

We worden inmiddels 10 jaar onafgebroken geregeerd door de VVD. Een partij die haar liberale verhaal volledig is kwijtgeraakt en zich vastklamp aan “minder belastingen” als een schrale samenvatting van wat principes hadden moeten zijn. Er is tientallen jaren afbraakbeleid gepleegd op de publieke sector. Marktwerking was al die tijd het antwoord op vragen die niet eens gesteld werden. Ziekenhuizen maken winst, gaan failliet en moeten ingewikkelde contracten met verzekeraars afsluiten. Een verpleegkundige is haast meer aan het administreren dan aan het helpen. De wetten van vraag en aanbod gelden overal, behalve als het over salarissen in de publieke sector aankomt. Vind je het gek dat het moeilijk mensen vinden is? En met gevolgen: code zwart, het horrorscenario wanneer er meer patiënten zijn dan hulpverleners kunnen helpen, was nabij en lijkt ook in de nabije toekomst een reële mogelijkheid te worden.

Een tekort aan verplegend personeel is niet iets wat je als samenleving zomaar overkomt. Het is het gevolg van politieke keuzes die gemaakt zijn in het verleden. En ook de manier waarop wij als samenleving omgaan met deze crisis is een politieke keuze. Waarom we wél de KLM (35.000 banen, 3,4 miljard), maar niet de cultuursector (149.000 banen, 300 miljoen) intensief steunen. Waarom we wél een gigantisch noodfonds voor bedrijven kunnen optuigen, maar we nog steeds niet structureel investeren in de zorg. Allemaal politieke keuzes. We lachen om Donald Trump die zijn Centre for Disease Control wegbezuinigde en die daar nu de wrange vruchten van plukt. Wij deden in feite precies hetzelfde.

We knepen de publieke sector af, en het personeel knijpen we uit. Het credo ‘minder belastingen’ leidde tot een kleinere publieke sector. Maar dat is geen doel dat we moeten willen nastreven. Het is armoe. Het is een kapitale villa willen bouwen op een te smalle fundering. En dan kunnen we die fundering ‘heldhaftig’ noemen en onze waardering uitspreken, misschien zelfs een nationaal applaus doen, maar iedereen ziet dat het zo niet kan. Investeer. Investeer in de zorg, in het onderwijs en in de kennisinstituten. Het is een rechtstreekse investering in de economie.

Hoe we het tweede deel van de coronacrisis te lijf gaan en hoe we vervolgens uit deze crisis komen zijn wederom politieke keuzes. Keuzes die nog gemaakt moeten worden. Keuzes waar we invloed op hebben. Laat je horen. Spreek je uit. Schrijf je favoriete politicus aan. Ga stemmen, straks. Zodat we straks deel uit maken van een samenleving met een sterke publieke sector én een sterke economie. Red de zorg. Red de publieke sector.

Geplaatst in Politiek, Samenleving | Een reactie plaatsen

De Examentombola

Dit jaar zijn er veel leerlingen geslaagd. Meer dan anders. Op veel scholen ligt het slagingspercentage – ook op de havo’s en vwo’s – tussen de 98 en de 100%. Dat roept vragen op. Gaan scholen en docenten wel integer met hun SE’s om? Matsen ze hun eigen leerlingen? Is het eindexamen de onafhankelijke en blijkbaar broodnodige arbiter? Of zijn dit uitzonderlijke omstandigheden waar zo’n abnormaliteit geoorloofd is?

Met de eindexamens moet ik altijd aan een oud-leerling denken. Laten we haar Lisa noemen. Lisa was geen hoogvlieger. Zesjes, af en toe een zeven. Hard werken, maar soms geen motivatie. Ze verloor haar vader toen ze in de zesde zat. Het eindexamen deed ze toch, en haalde ze niet. Net niet. Gezakt omdat het gemiddelde van haar centrale examens een 5,47 was. Cijfers zijn meedogenloos.

Dit jaar stonden mijn leerlingen klaar om hun laatste schoolexamens te gaan maken, toen het bericht kwam dat de scholen dicht moesten. Een opgewonden spanning manifesteerde zich in de klassen. Wat zou dat betekenen? Krijgen we de herkansingen nog wel op tijd af? Hebben we nog wel tijd om ons voor te bereiden op de CE’s? Ik ging samen met onze rector de klassen langs om de keuzes die wij als school maakten uit te leggen.

De sluiting werd langer. Het werd nu toch wel erg krap, voor die schoolexamens. En hoe zit het nou met die examentraining? Moeten we misschien in de meivakantie naar school? Persconferentie. De CE’s gaan niet door. Het SE nog wel. En dat bepaalt meteen of je geslaagd bent of niet. Geen eindsprintjes meer. Geen opwarmertje. Geen trainingsweek. Nog één toets.

Terwijl iedereen zich in Nederland druk maakt over zijn gezondheid, of die van hun vaders, moeders, opa’s en oma’s zitten mijn leerlingen voorover gebogen over hun boeken. Ondernemers zien hun bedrijf instorten. Mensen maken zich zorgen over hun baan. En een groep 18 jarige moet nog een allesbepalend schoolexamen maken.

Een mail in mijn inbox. Van Marieke. Mariekes moeder heeft kanker, ze is een paar weken terug geopereerd en heeft nog chemo. Een uitgeschakeld immuunsysteem. Hoe het nou zit en of ze naar school moet komen en of ze dan misschien in een aparte ruimte haar toetsen mag maken. Natuurlijk, mail ik terug vanuit mijn woonkamer.

Ik kijk het journaal. Het ziekenhuis van Uden in beeld. Dat is hier in de buurt. Sterker nog, dat is het ziekenhuis waar mijn zoontje geboren werd. Ze zetten een triagetent voor het ziekenhuis. Er wordt een specialist geïnterviewd. Het gaat zo helemaal niet goed, zegt ze. We moeten met het ergste rekening gaan houden. Vooral in Brabant zijn veel besmettingen, vult Rob Trip nog aan.

Gelijktijdig steekt in onderwijsland de aloude examendiscussie de kop op. Tegenstanders van de centraal examens zien hier dé kans om eens uit te proberen wat er gebeurt. Nu niet, jongens. Dit is niet het moment.

Ik ben voorstander van de centrale examens. Ze zorgen voor een gelijk speelveld en houden scholen scherp. Natuurlijk, niets is perfect en zeker de CE’s (of de correctievoorschriften) niet. Maar het is wel een lat. CE’s stellen ons in staat om scholen met elkaar te kunnen vergelijken en zijn dus cruciaal als kwaliteitsinstrument. Ik ben examinator en (tweede) examensecretaris. Met overtuiging. Omdat het centraal examen goed is voor het onderwijs.

Maar ieder jaar doen die examens ook zeer. Die ene gestreste leerling die in paniek drie eindexamens verprutst. De verhalen in de personeelskamer over dat de één wél een relaxte tweede corrector had en de ander niet. Het gezucht over dat een leerling best snapt wat de vraag is, maar het antwoord niet aan het model voldoet en dus geen punten waard is. Ik moet weer even aan de 5,47 van Lisa denken.

Het eindexamen is een middel om het kaf van het koren te scheiden. Maar overal waarin we haast onmeetbare zaken zoals ‘kennis’, ‘begrip’ en ‘vaardigheden’ proberen te vangen in tabellen en voorschriften, schieten we ergens tekort. Ik kan het verschil tussen een 5,4 en een 5,5 niet uitleggen. Ja, ik kan wijzen op het correctievoorschrift. Maar weet ik zeker dat die ene leerling het wél voldoende beheerst, en die ander niet? Los van de discussie wat dat ‘voldoende’ überhaupt is? Nee, dat weet ik niet.

Er zakken ieder jaar leerlingen. Terecht. Nog niet klaar. Te weinig kennis. Te weinig begrip. Te weinig vaardigheden. En er slagen er ieder jaar een boel. Ook terecht. Genoeg kennis. Genoeg begrip. Genoeg vaardigheden. En er is een groep daar in het midden. Op een goede dag briljant, op een slechte dag minder. De leerlingen voor wie je hart vasthoudt als ze daar in de examenzaal voorovergebogen achter hun tafeltje zitten. De leerlingen die je nog maar eens bemoedigend toeknikt. En die je het zo hard gunt. Voor die leerlingen is het eindexamen een loterij. De loterij van goede dagen en slechte momenten. De loterij van net het antwoord goed formuleren of net het puntje mislopen. De loterij of er wel of niet een gunstige N-term komt en of de 6,5 voor Engels als compensatie inderdaad naar boven kan worden afgerond of dat het toch een 6,4 blijkt. Wie weet hoe deze loterij was uitgevallen als we ´corona´ nog als complicerende factor hadden toegevoegd?

Voor leerlingen is het examen de poort naar het vervolgonderwijs. Springen ze net hoog genoeg, dan zijn ze welkom en anders pas over een jaar. De universiteit is meedogenloos. Zonder diploma geen toegang. En ben je binnen, dan nog geen garanties. Veel studenten haken af. Verkeerd gekozen. Of ze doen er toch wat langer over. In hoeverre is het eindexamen voorspellend voor de studieresultaten? Mijn inschatting: nauwelijks. Ik ben heel benieuwd hoe het deze lichting vergaat. Ik durf er wel een goede fles wijn op in te zetten dat het ze niet slechter zal gaan dan andere jaren.

Dit jaar geen eindexamens, maar wel een lat. Met een paar extra kansen om er toch overheen te springen. Onder deze bijzondere omstandigheden, met al die stress die toch al in die koppies zat, is dat terecht. De leerlingen waren er klaar voor. Ze hebben de kennis, het begrip, de vaardigheden. Zes jaar gymnasium achter de rug, een handvol schoolexamens per vak. De SE’s scheiden ook het kaf van het koren. Voor een individuele leerling voegt dat CE niets toe.

Dat we dit jaar de examentombola hebben geschrapt is een wijs besluit geweest. Volgend jaar weer eindexamens. Weet meten. Weer weten. En ongetwijfeld, weer die knoop in mijn maag als er een leerling 3 honderdsten tekort komt.

Geplaatst in Onderwijs | Tags: , , , | Een reactie plaatsen

Ze marcheren door de straten

Sid Lukkassen, medewerker FvD in Europa, had het in een privégesprek over het ‘letterlijk uitschakelen’ van andersdenkenden. Alleen zo kan een plek bij de macht komen voor de politieke rechtse vrienden. “Hard maar waar”, voegde hij nog toe. Na deze onthulling bleef het stil bij de partijtop van FvD. Het was filosofisch bedoeld, gaf Lukkassen desgevraagd als commentaar. Een dag later tweette Baudet een linkje naar een stuk op afvoerputje Saltmines.nl. “Uitstekend stuk dat precies mijn zorgen verwoordt in deze”. Dan vraag je wellicht af wat die zorgen zijn. De mentale gezondheid van een zijn boezemvriend en medewerker? Het hardop fantaseren over geweld op andersdenkenden? Nee, de zorgen van Baudet betroffen het feit dat privé-appjes wel eens in de openbaarheid belanden. Als je te horen krijgt “ik heb een paar appjes van je medewerker die vindt dat mensen ‘letterlijk uitgeschakeld’ moeten worden”, dan is “oh hoe kom jij aan die appjes, die hadden niet gelekt moeten worden!” niet het goede antwoord.

EXpRy9kWsAAF6GS

Een kleine week eerder werd bekend dat leden van de jongerentak van FvD in besloten appgroepen antisemitische uitspraken deden, terrorist Breivik bewonderden, een nazi-lied ten gehore brachten en nazi-Duitsland bestempelden als de “beste economische formule ooit”. Het dagelijks bestuur liet weten geen gedachtenpolitie te zijn en het appverkeer te bestempelen als privé-uitspraken.

Knipsel9

Volgens politieke medestanders was het allemaal ironie of sarcasme. Even later werden er dan toch drie leden geroyeerd. Enkele dagen later bleek dat top van zowel JFvD als FvD al ruim twee jaar op de hoogte was van de inhoud van de apps. Ze hebben dus twee jaar niet geacteerd. Pas nadat de zaak publiek werd hebben ze lafhartig actie ondernomen. Vreemd. Als partij op de rechterflank zou je juist direct actie verwachten als jonge leden flirten met extreemrechts gedachtengoed. Daar wil je toch niet geassocieerd mee worden, zou je zeggen.

Vandaag postte Eelco van Hoecke, lid van de provinciale staten in Zeeland namens FvD, een SS-propagandaposter op Twitter, vergezeld door de tekst dat Hitler een globalist was die voor één Europa was. De Nazi’s hadden niets met nationalisme, aldus deze grote denker. Een reactie van Baudet is er nog niet. Volgens Hoecke begrijpen we het niet en moeten we ons eens inlezen. Dezelfde Van Hoecke tweette overigens op 8 mei dat Arnon Grünberg maar met een keppeltje op door een bepaalde wijk moest lopen dan “lossen sommige problemen zichzelf op”. Die tweet is overigens zonder commentaar weer verdwenen. Gelukkig hebben we de screenshot nog.

EXhymTWWsAAaAzM

En dan hebben we het verschijnsel van “De Vleugel” nog. Een mysterieus twitteraccount claimde een beweging binnen FvD te zijn. Een aantal trolaccounts, sommigen al jaren actief, zorgden voor beweging op Twitter en een aantal flink racistische stellingen met onvervalste neonaziverwijzingen deden de rest. Na een dagje of twee werd er een tweet geplaatst dat het geheel een profielwerkstuk was van ‘Lotte Vlinder’ en ‘Pien van der Meer’ uit 4 havo. Haha, gelukkig, goede grap meiden. En door. Of… Best raar, je PWS al uitvoeren in 4 havo. In de meivakantie. Tijdens de schoolsluiting. En dan ook nog “Lotte Vlinder” heten. En niet te vinden zijn op wat voor ander sociaal medium dan ook. Een luchtje zit hieraan. Het ruikt naar trol. Vanuit FvD overigens geen commentaar. Raar, als iemand beweert van je partij te zijn.

EXhIJqbXsAAQJcs

Deze vier gebeurtenissen vonden allemaal plaats in de afgelopen twee weken. Figuren in en rondom FvD uitten hun extreemrechtse gedachtengoed. Het werd afgedaan als “filosoferen”, “ironie”, “sarcasme” en werd als het even kan stelselmatig genegeerd of verzwegen. Baudet reageerde niet, zei dat het privézaak is of leidde de aandacht af.

Het deed me aan een scene uit de film American History X denken (Nee, niet díe scene). Daar viert een neo-nazibeweging hun succes met tatoeages. Behalve de politicus. Die moet ‘schoon’ blijven. Zodat niemand van buiten kan zien wat hij van binnen vindt.

Baudet is precies vaag genoeg om salonfähig te zijn. De ware extreemrechtse en fascistoïde uitspraken komen uit zijn omgeving. Baudet zelf ontkent, negeert of zwakt af. En pas als het nodig is zegt ie dat dat gedachtengoed echt verschrikkelijk is. Het zijn dog whistles. Hondenfluitjes. Bedoeld voor diegenen die het willen horen. Extreem rechts hoort het. En die vinden het prachtig. Daarmee laat hij tegelijkertijd aan zijn achterban helder weten waar hij staat. Héél helder.

Zo af en toe vergaloppeert Baudet zich en toont zijn ware aard. Dan noemt hij zijn mogelijke partners VVD en CDA als partijen die Nederland willen vernietigen. Grote woorden die dan met een egosfeertje en brallerigheid vergoelijkt worden. Ach ja, dat is Thierry, die roept wel eens wat. Ondertussen sluiten de Brabantse VVD en CDA een coalitieakkoord met het Brabantse FvD. Ze hebben daarin onder andere afgesproken dat ze niet reageren op uitspraken van landelijke politici.

Ik kan niet anders dan de woorden op 4 mei van de koning herhalen:

Het minste wat we kunnen doen is: niet wegkijken. Niet goedpraten. Niet uitwissen. Niet apart zetten. Niet ‘normaal’ maken wat niet normaal is.

Er zit een partij in de twee kamer en in het provinciebestuur waar bij herhaling extreemrechtse uitingen gedaan worden. De partijleider distantieert zich niet, te weinig of gooit zelf olie op het vuur.

Niet wegkijken. Niet goedpraten. Niet uitwissen. Niet apart zetten. Niet ‘normaal’ maken wat niet normaal is.

Geplaatst in Politiek, Samenleving | Tags: , | Een reactie plaatsen

Project Stikstof

Vwo 4, hoofdstuk 3 stond op het punt van beginnen. Over ecologie, waar leerlingen kennismaken met de mechanismen achter de bijzondere interacties in de natuur. Van elementkringlopen en energiestroomschema’s tot voedselwebben en composthopen. Als ecoloog vind ik dat vanzelfsprekend een van mijn favoriete onderwerpen. Altijd actueel ook. Tijdens het voorbereiden van de lessen (een stel powerpoints van de vorige jaren, wat opdrachten uit de methode, wat opdrachten van mezelf) zocht ik naar wat actuele voorbeelden toen Zondag met Lubach voorbijkwam, over de boerenprotesten en de stikstofcrisis. Een prachtig onderwerp om het hoofdstuk mee te starten. Het laat precies het nut, de actualiteit en de complexiteit van dit deel van de biologie zien. Daar kon ik de rest van het hoofdstuk wel aan ophangen. Zo zou ik in al mijn stukjes uitleg kunnen teruggrijpen op het stikstofprobleem. Top. Maar wel veel werk, omdat ik de volgorde van wat ik normaal doe zou moeten omgooien en dus veel zou moeten aanpassen.

Al verder brainstormend dacht ik aan één van de pijlers achter het concept-contextonderwijs: bekijk het concept vanuit het oogpunt van de mens die er wat mee doet. En dat maakt hier die stikstofcrisis briljant lesmateriaal: tal van betrokken personen en andere invalshoeken. Ik wilde voorkomen dat het bleef bij een veelgenoemd voorbeeld, maar dat leerlingen er echt mee aan de slag zouden gaan. Het onderwerp meer in een concept-contextmal gieten zou daar als het goed is voor moeten zorgen. Al vrij snel kwam ik tot de goede werkvorm: een postersymposium waarbij leerlingen aan andere leerlingen de stikstofkringloop zouden uitleggen, en weergeven hoe hun groep belanghebbenden precies bijdragen aan de crisissituatie en wat voor effect die besluiten al dan niet op hen zouden hebben. Vanuit praktische overwegingen (+/-24 leerlingen per klas, groepjes van 4) kwam ik op 6 groepen uit: landbouwers, veehouders, bouwbedrijven, milieuorganisaties, provinciale politici en gewone burgers. Met een groter aantal leerlingen zou ik ‘terreinbeheerders’ als losse groep toevoegen.

Om de betrokkenheid van de leerlingen zo groot mogelijk te maken kwam ik terug op mijn oorspronkelijke idee waar ík diegene zou zijn die de verbindingen tussen de deelonderwerpen in dit hoofdstuk zou leggen, en wilde ik het bij de leerlingen zelf neerleggen. In een half uurtje zette ik daarom alle begrippen van het hoofdstuk op een rijtje (‘kennen’) en ik voegde er een paar cruciale vaardigheden aan toe (‘kunnen’), zoals het opstellen en aflezen van een energiestroomschema. Daar zette ik vervolgens de nummers van de bijpassende huiswerkopdrachten achter, zodat leerlingen wisten wat ze konden doen als ze een begrip of vaardigheid nog extra wilden oefenen. Vervolgens maakte ik een lijstje van twaalf vragen die leerlingen zouden helpen om de kern van het stikstofprobleem te vatten: de ‘kernvragen’. Leerlingen zouden dan in hun eigen groepjes eerst het hoofdstuk doorwerken, vervolgens tot de kernvragen komen en tot slot hun poster gaan maken.

De informatie die de leerlingen nodig zouden hebben, kunnen ze halen uit de methode (Nectar, voor de liefhebbers) of van internet. Ik verzamelde ook een paar goede uitlegfilmpjes en het goede linkje naar de stof op biologiepagina.nl.

Screenshot_20191111-124117

De gedachte “hoe tof zou het zijn als we echt een boer of boswachter konden spreken” leidde tot een tweetje, dat liep totaal uit de hand en binnen een dag had ik de contactgegevens van acht politici, twee terreinbeheerders, een paar organisaties en twee mensen uit de bouw. Alleen de boeren bleven nog wat achter. Na een hernieuwd oproepje lukte het om ook daar een paar contactpersonen voor te vinden. Genoeg om ieder groepje te voorzien van de contactgegevens van minstens twee experts. De welwillende politici spreidde ik over de groepjes politici en burgers. Mijn enige verdere instructie aan de leerlingen (wees beleefd en bereid je vragen voor) had ik volgens mij er niet eens bij hoeven zeggen.

Samenvattend, leerlingen zouden dus op eigen houtje de stof doorwerken, via de ‘kennen’- en ‘kunnen’lijsten zelf zien wat ze wel en niet beheersen, via de kernvragen het stikstofprobleem in kaart brengen en zelf de experts benaderen. Huiswerk zouden ze zelf afspreken. Vervolgens zouden ze een poster maken en die presenteren. Ik beoordeel dan de presentaties, samen met de leerlingen uit de andere groepen. Ik appte mijn collega dat ik nou toch iets cools had bedacht (ze deed meteen mee), en printte de pakketjes.

En toen sprong ik in het diepe.

De eerste les opende ik met de uitzending van Zondag met Lubach en het geven van instructie. Ik legde uit wat precies van leerlingen verwacht werd, zag toe op het formeren van de groepjes en wees de belangengroepen toe. Sommige leerlingen lieten snel een voorkeur horen, waarna ik dat groepje uiteraard voorzag van de tegenovergestelde belangengroep. Altijd goed om eens vanuit een ander standpunt naar een zaak te kijken. De tweede helft van de les maakten de leerlingen een planning en spraken ze af wat ze wanneer en waar gingen doen.

In de tweede les schreef ik een tijdschema op het bord, waarbij ik steeds 5 minuten voor een groep had en op het eind 10 minuten voor iedereen beschikbaar zou zijn. In die 5 minuten ging ik langs bij de groepen, vroeg waar ze mee bezig waren, bekeek hun planning, gaf tips en extra uitleg. Elk groepje koos zijn eigen strategie: sommigen werkten eerst samen in de les de stof door, anderen hadden met elkaar afgesproken dat ze dat juist solo thuis zouden doen. Er werden laptops gehaald en tafels verschoven.

De derde les was hetzelfde als de tweede. Les vier en vijf zouden uitvallen, omdat ik weg zou zijn. Een kort overleg met de roostermaker zorgde ervoor dat er geen lessen verschoven zouden worden, waardoor ze met hun hele groepje er gewoon aan konden werken.

Mijn collega (die gewoon aanwezig was) hield het symposium in les zes. Ik één les later, zodat ik de leerlingen nog een keer zou zien vóór het symposium. Die les deed ik weer ongeveer hetzelfde, maar wat korter: een snel rondje langs de groepjes, waardoor ik bij iedereen twee keer langs kon en ook wat dingen inhoudelijk kon checken. Mijn grootste onzekerheid was (en is) dat leerlingen de leerstof zich niet voldoende eigen zouden maken.

Het symposium was heel fijn. Ik regelde een rol plakband, wees naar zes verschillende stukken muur, gaf ieder groepje een setje beoordelings-/feedbackformulieren en ging zelf langs de posters. Dat was nog best doorwerken. Ongeveer 7 minuten per groepje voor hun uitleg, mijn vragen, hun antwoorden en mijn feedback was best kort. Van de twaalf groepjes hadden er tien een goede poster. De elfde groep had printerproblemen (en net iets te weinig probleemoplossend vermogen) en de twaalfde een gebrekkige planning en werkverdeling. Het elfde groepje kon nog even snel printen en hen kon ik toch nog wel beoordelen, met groepje twaalf heb ik na de les nog even gesproken over samenwerken, plannen en organiseren. Ook dat is leren.

Inhoudelijk was het genieten: leerlingen wisten waarover ze praatten, hadden leuke invalshoeken en zijn echt in ‘hun’ belanghebbenden gedoken. De leerlingen vonden het fantastisch. Het bellen met experts (hoewel sommige erg tegenvielen qua inhoudelijke kennis…), de regie in eigen hand én bezig zijn met een superactueel onderwerp werd enorm gewaardeerd. Mijn grote twijfel blijft bij het doorwerken van de stof. Niet iedereen heeft dat even serieus gedaan. Ook waren sommige onderwerpen wel erg pittig om zelfstandig eigen te maken. Dat was ook het voornaamste commentaar van onze leerlingen. Twee lessen waarin in collegevorm het hoofdstuk wordt doorgenomen zouden een waardevolle toevoeging. Ik moet nog even kijken of een formatieve toets over dit hoofdstuk in de planning van de komende tijd past. Een regulier proefwerk kan natuurlijk ook, maar dat paste niet meer in onze toetsindeling (wij toetsen dit jaar bewust minder).

En dan, let’s talk time. Tijd hebben docenten standaard te weinig. Het maken van de kennen en kunnen, de kernvragen, de lijst met contactgegevens, het lijstje met de bijbehorende facultatieve huiswerkopdrachten en het beoordelingsmodel kostte me alles bij elkaar zo’n 3 uur werk. Tel daar het contact met mijn collega, het (noodzakelijk) twitteren en het printen bij op en ik kom uit op zo’n 4 uur. Dat is voor 6 à 7 lessen, twee parellelklassen. De klas van mijn collega tel ik niet mee. Met een opslagfactor van 0,6 heb ik officieel 27 minuten per lesuur van 45 minuten voor- en nabereidingstijd. Het rekensommetje kun je zelf verder maken, maar dat paste dus vrij gemakkelijk. Zelfs het schrijven van dit blog past daar nog in. Ik vond het ook heerlijk rustig. Eén zondagmiddag werk en drie weken aan lessen gedekt.

Volgend jaar weer? Nee. De kracht van dit onderwerp was de actualiteit. En het was een gelukje dat mijn twitteroproep zo goed ging. Daardoor kon ik makkelijk experts vinden. Voor een volgend jaar zou ik zoeken naar een dán actueel thema (die zijn er vast) en daar iets soortgelijks mee doen. Misschien dan met een of twee experts ín de klas. Deze projectwerkvorm is mij in ieder geval erg goed bevallen.

Tot slot, hartelijk dank aan al die mensen die mij geretweet hebben, tips gaven en in het bijzonder dank aan de mensen die contact wilden hebben met mijn leerlingen. Jullie waren top en gaven dit project een hele nieuwe dimensie.

Tips voor wie ook wil:

  • Voor de experts kun je ook in de netwerken van leerlingen terecht. “Mag ik ook mijn moeder bellen?” was een serieuze vraag van een leerling die een lokale politica als ouder had. Natuurlijk mag dat.
  • Eén of twee lessen/colleges vol met vakinhoud worden gewaardeerd en geven de leerlingen meer basis om de inhoud goed te kunnen begrijpen.
  • Bewaak de processen bij leerlingen goed. Als ik niet afwezig was geweest voor les 4 en 5 had ik eerder kunnen ingrijpen bij ‘groepje 12’. Aan de andere kant, nu hebben ze ook weer een waardevolle les geleerd…
  • Mail mij als je de materialen wil hebben! sge at bernrode punt nl. Alleen de contactgegevens van de experts krijg je niet van me, want daar hebben ze niet om gevraagd. De rest kun zo hebben.
  • En durf te falen.
Geplaatst in Onderwijs, Uit de klas | Een reactie plaatsen

Het onzalige plan van selectie aan de poort.

De Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) publiceerde deze week een advies aan het Ministerie van OCW. Ze constateren dat door financiële prikkels universiteiten steeds meer op elkaar gaan lijken. Dat is onwenselijk, omdat universiteiten dan minder goed kunnen concurreren en de Nederlandse universiteiten hun internationale positie mogelijk verzwakken. Om dit tegen te gaan, bevat hun advies een pleidooi voor ‘profielfinanciering’, voor het oprichten van een ‘stelselautoriteit’ én voor het makkelijker maken van selectie aan de poort. Dat laatste is een bijzonder onzalig plan.

“Geef instellingen meer mogelijkheden om te selecteren aan de poort. Dat helpt om het beoogde profiel te realiseren, doordat instellingen studentenstromen beter kunnen sturen. Ook zorgt het voor een betere match tussen student en studie en daarmee een groter studiesucces.”

In het totale advies wordt ongeveer een A4’tje gewijd aan het stimuleren van selectie. Als belangrijkste reden wordt gegeven dat het moet leiden tot het selecteren van de geschikte studenten voor een opleiding, wat het profiel van de universiteit versterkt. Daarbij is het ook voor studenten gunstig, betogen ze. De uitval zou worden verlaagd, en de motivatie en inzet van de student verhoogd. Ook zouden studenten zo terecht komen op opleidingen die beter passen bij hun leerstijl. Dat al lang – op universiteiten nota bene – is aangetoond dat leerstijlen niet bestaan, is de raad blijkbaar niet bekend.  Ze verbinden hun advies trouwens wel aan paar voorwaarden: de instellingen moeten zelf bepalen hoe en waar selectie plaatsvindt, maar daar wel transparant over zijn. En studenten moeten wel érgens terecht kunnen.

Hoewel in het 77 pagina’s tellende advies de selectie van studenten maar één onderdeeltje vormt, was juist dit de kop van het nieuws in onder andere de Volkskrant. Ook Uri Rosenthal, voorzitter van de AWTI, zei er wat over en Sjoukje Heimovaara, leider van dit adviesteam, stelde desgevraagd dat van selectie niemand slechter wordt. Vervolgens kwam Pieter Duisenberg, voorzitter van de Nederlandse universiteiten, er nog even overheen: “Wij willen best stappen zetten in een betere plaatsing van studenten op de juiste plek, maar we zijn nu nog verplicht elke student toe te laten.”

Mooi ziekenhuis. Jammer van al die patiënten.

Dat artikel leidde bij mij al tot overeindstaande nekharen en briesende neusvleugels, maar het werkelijke advies slaat alles. Selectie van studenten is een zeer zwaar middel, met tal van effecten op korte en lange termijn, onder scholieren, studenten en afgestudeerden. Die worden allemaal genegeerd, ten behoeve van dat ene hogere doel: profilering van de universiteit.

Zo staat er geen woord in het advies over de huidige gebruikte selectiemethodes en de doelen daarvan. In 2018 verscheen er gelukkig een gedegen onderzoek naar de vorm en effecten van de selectie door de universiteiten. Ik citeer een stukje:

“Als gevraagd wordt hoe de effectiviteit van de doelen kan worden vastgesteld, geeft nagenoeg iedereen aan dat dit kan op basis van studiesuccesindicatoren (uitval, studievoortgang en rendement). Dit zijn relatief kortetermijndoelstellingen. Voor de opleidingen waarmee is gesproken, is dit op dit moment vaak het enige doel dat met de selectie wordt nagestreefd.”

De huidige selectie is dus gericht op het financieel gezond houden van de opleiding. Een korte termijndoel. En op lange termijn? Leiden de heftige selectieprocedures bij de studie geneeskunde tot betere artsen? Nee, blijkt uit onderzoek. Selectie leidt tot homogenere studentenpopulaties die vlotter studeren, maar dus niet beter presteren in het beroep waarvoor ze worden opgeleid.

Daarnaast is er ook wat af te dingen op de gekozen selectiemethodes:

“Over studiesucces op de lange termijn is minder bekend. Het is dan ook de vraag in hoeverre het groeipotentieel van de student met een dergelijke selectieprocedure kan worden gemeten. Wat betreft de instrumenten die worden gehanteerd bij noncognitieve criteria hebben onderzoekers erop gewezen dat bij het houden van een interview of het afnemen van een vragenlijst grote voorzichtigheid is geboden. Deze instrumenten worden niet altijd juist gehanteerd, waardoor de betrouwbaarheid afneemt.”

Ook heeft selectie een groot effect op scholieren. Ook dáár gaat de AWTI volledig aan voorbij. Ze schrijven leuk dat selectiecriteria “aanvullend op het eindexamen” moeten zijn, maar iedereen die ooit eens een jaarplanning in VWO-6 heeft gezien weet dat dit onmogelijk is. De decentrale universitaire selectie vindt plaats vóórdat het eindexamen gedaan is, en dus kijken universiteiten naar de cijfers uit klas 5. Ik citeer weer uit bovengenoemd onderzoek:

“Met betrekking tot de toegankelijkheid van het onderwijs en het hanteren van het gemiddelde (eind)examencijfer geldt dat studieresultaten gerelateerd zijn aan de sociaaleconomische achtergrond van de kandidaat. Het hanteren van het gemiddelde (eind)examencijfer als criterium kan dus implicaties hebben voor de samenstelling van de groep leerlingen die wordt toegelaten. Verder blijkt dat bepaalde minderheidsgroepen soms minder goed scoren op cognitieve testen.”

Selectie op basis van cijfers uit klas 5 is dus oneerlijk. Het gaat voorbij aan de groei die kinderen (16-17 jaar in klas 5) kunnen doormaken én is discriminerend naar minderheidsgroepen. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat je ook gewoon een cursus ‘decentrale selectie’ kunt doen, zolang je ouders maar kunnen betalen. De onderwijsinspectie waarschuwt al een paar jaar voor de toegenomen kansenongelijkheid. Hier schrijft de AWTI dan weer helemaal niets over.

De druk vanuit het rendementsdenken op universiteiten komt nu op de middelbare school terecht. Ik zie dat dagelijks in mijn werk als teamleider in de bovenbouw VWO. Een leerling vroeg laatst om verlof voor een uitwisseling. Heel gaaf, natuurlijk. Haar drijfveer echter: internationale ervaring was goed voor haar cv, en dat had ze nodig voor haar studie. Ik zie het aantal leerlingen dat met burn-outverschijnselen kampt toenemen. Leerlingen kiezen een vakkenpakket als ze 15 zijn. Een jaar later maken ze al de toetsen die bepalen of ze worden toegelaten op de universiteit. Waar is de ruimte voor groei gebleven? Mogen leerlingen nog fouten maken? Het idiootste voorbeeld maakte ik van de week mee. Ik kreeg een mailtje, van een oud-leerling. Hij deed vorig jaar examen, slaagde nipt en ging reizen. Hij vroeg of hij weer een jaar terug mocht komen, opnieuw examen mocht doen en zo nog de cijfers voor enkele vakken mocht verbeteren. Dat was beter voor zijn kansen bij de toelating op zijn voorkeursstudie.

We zijn met zijn allen knettergek geworden.

Het oude Nederlandse systeem was emancipatoir. Het maakte niet uit wie je was of waar je vandaan kwam, als je de hersenen had was je welkom. Dat de Adviesraad voor Wetenschap, Techniek en Innovatie totaal voorbijgaat aan die functie van het universitaire onderwijs is een schande. Dat ze daarbij ook het gepubliceerde wetenschappelijke onderzoek naar selectie aan de poort negeren is onbegrijpelijk. En dat Heimovaara stelt dat van selectie niemand slechter wordt, terwijl iedere middelbare school-docent het tegenoverstelde dagelijks in de praktijk ziet, daar heb ik gewoon geen woorden voor.

Laat jonge mensen niet de dupe zijn van de manco’s van het universitaire financieringsstelsel. Laat de minister dit advies negeren. En laat het protest op scholen en in collegezalen luidruchtig zijn.

Geplaatst in Onderwijs | Tags: , , , | Een reactie plaatsen

Het is tijd voor een landbouwtransitie

Eind april. Boven me klinkt het ‘utto utto’ van onze nationale vogel, de grutto. Zijn roep onderbreekt de veldleeuwerik, die even daarvoor nog uitbundig aan het zingen was. Voor me scharrelen twee jonge kieviten, en in het weiland zoekt een kemphaan driftig naar voedsel. Een boerenzwaluw zoeft kwetterend voorbij. Ik waan me even in een plaat van M.A. Koekkoek. Zo moet het vroeger overal zijn geweest.

Maar het gaat slecht met de Nederlandse natuur. De insectenstand heeft een recorddieptepunt bereikt en dat is te merken aan de vogels: de helft van onze broedsoorten staat op de rode lijst. Driekwart van de gruttopopulatie is verdwenen in de afgelopen vijftig jaar. Van de zomertortel zijn we in die tijd maar liefst 85% verloren. De echte boerenlandvogels hebben te lijden onder de intensieve landbouw.

Daar op die voorjaarsdag kunnen de contrasten nauwelijks groter. Voor me scharrelen de vogels. Achter mij ligt een strak geschoren raaigrasveld. Een vleugje mestlucht. Hoe groen ook, dit weiland oogt doods. Groen asfalt. Op een boerderij iets verderop wordt een reusachtig landbouwvoertuig uit een stalling gereden. Het moderne boerenbedrijf: diesel en mest worden omgezet tot veevoer. De laatste vogelreservaten worden hier door enkele welwillende boeren met subsidie en vrijwilligers overeind gehouden.

In het voorjaar kleuren de velden massaal geel. Niet van de bloemen, maar van de Round-up. Een onkruidverdelger met glyfosaat, een middel waarvan de gevolgen voor mens, dier en milieu op zijn best twijfelachtig zijn. Het is dan makkelijk gedacht om de boeren aan te wijzen als de oorzaak van de achteruitgang van bijvoorbeeld de kievit en grutto. Maar daar is iedere individuele boer weinig debet aan. Schaalvergroting is de enige manier geworden voor boeren om een normaal inkomen te vergaren. In een markt waar producten voor zo weinig mogelijk geld in de schappen moeten liggen, zijn biodiversiteit en de leefomgeving het kind van de rekening.

Terwijl het buitenleven zo heilzaam is. We vinden het heerlijk om in de natuur te zijn, de vogels te horen en de bloemen te ruiken. Er wordt in Nederland steeds meer gewandeld en gefietst. Dat komt de natuurgebieden niet ten goede. De recreatiedruk neemt toe. Er is overduidelijk vraag naar een gezonde en groene leefomgeving.

Maar we moeten ook eten, met zijn allen. De landbouw moet het optimum vinden tussen effectieve voedselproductie, een hoge biodiversiteit en een gezonde leefomgeving. Dat vraagt om méér dan de pittoreske kleinschalige vogelvriendelijke boerderijtjes, en om meer dan alleen de moderne intensieve landbouw. Het is tijd om de hypermoderne, intensieve landbouw om ons te voeden te omarmen, maar aan te vullen met extensief beheer. Kleinschalig. Biologisch. Met oog voor de omgeving. Om dat te bereiken moeten er wel een paar zaken veranderen: Minder teelt van producten die niet zonder pesticiden kunnen, zoals lelies en andere snijbloemen. Een eerlijke prijs, waar ook de kosten voor milieu én boerenarbeid in zijn verwerkt. En minder vlees. Het is niet langer te verdedigen dat we zoveel van onze kostbare grond opofferen aan het verbouwen van voer voor dieren die we nog massaal exporteren ook.

Het is tijd voor een landbouwtransitie. De groene revolutie 2.0. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat onze kinderen en kleinkinderen nog kunnen genieten van het kenmerkende ‘utto utto’ van de grutto.

Geplaatst in Natuur | Tags: , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Open brief aan minister Slob

Geachte minister Slob,

Afgelopen vrijdag stond ik met 40.000 collega’s op het Malieveld. De busreis was lang en het weer was onstuimig. Onder ons gezegd: ik hou er niet van. Ik sta liever voor de klas.

Toch stonden we daar. Te klappen voor de bigband. Te klappen voor de bondsbobo’s. Te klappen voor al die collega’s die probeerden te omschrijven waarom zij daar stonden. Maar het hardst, werd er geklapt voor één bepaalde spreker. Een ouder. Een ouder uit Zaandam, waar er zo weinig leraren te vinden zijn dat zijn dochter maar 4 dagen naar school kan. Deze ouder sprak zijn steun uit, voor ons. Dat wij daar stonden. Niet voor onszelf, maar voor de leerlingen.

Dat is de crux, beste minister. Onderwijs is er niet voor de leraren, of voor de directeuren. Onderwijs is er voor de leerlingen. En juist die leerlingen zijn nu de dupe. De dupe van het gebrek aan mensen voor de klas. De dupe van het gebrek aan voldoende tijd. Het probleem is groot, maar niet ingewikkeld. Willen we onze kinderen het onderwijs geven dat ze nodig hebben, dan moeten we daar nú voor zorgen.

En ja, dat kost geld. Geld om mensen om te scholen. Om collega’s aan te kunnen trekken. Om de klassen kleiner te maken. Om met méér mensen béter onderwijs te kunnen maken. En dat geld dat is er natuurlijk wel. Alleen wil dit kabinet dat niet aan onderwijs uitgeven. En moeten we van Rutte horen “dat dan minder naar de politie kan”, of “minder naar de zorg”. Dat moet u vast u steken, als onderwijsman. Die valse tegenstelling dat het óf onderwijs óf politie en zorg is. En als politicus steekt het vast ook: alle politieke mogelijkheden versimpeld tot één ‘eenvoudige’ keuze.

Enfin. U kent het probleem. De oplossing kent u ook. Ik hoop dat u, als na 20 maart de kaarten opnieuw worden geschud, zich er binnen de coalitie nog veel harder voor wil maken. Dat u durft te laten zien dat investeren in onderwijs (én zorg én politie) een keuze is. En een goede ook. Niet voor ons leraren. Maar voor de leerlingen. Voor onze kinderen.

Ik ben benieuwd.

 

Steven Geurts

Biologieleraar & Teamleider

Geplaatst in Onderwijs, Politiek | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen