2018 was het jaar van het lerarentekort. Het was het jaar van VMBO Maastricht. Het jaar van de terugkeer van de rekentoets en het verdwijnen van het lerarenregister. Het jaar van iets meer salaris, en iets slechter onderwijs. Het jaar van de Onderwijsraad. Het jaar van segregatie en kansenongelijkheid. Het jaar van Ingrid van Engelshoven en het jaar van Arie Slob.
In het hoger onderwijs was het een rustig jaar. Een artikeltje over teruglopende docentaantallen op universiteiten deed weinig stof opwaaien. De rest van het jaar werd er nog wat gediscussieerd over de verengelsing van het hoger onderwijs, verloor BON een rechtszaak over dit onderwerp, en bezetten studenten het P.C. Hoofthuis uit protest tegen geplande bezuinigingen. Het jaar werd afgesloten met een stakingsdag van WO in Actie, maar van een uitslaande brand in de universitaire ivoren torens is nog geen sprake. Van Engelshoven zal er niet wakker om liggen. Ook de, zeer kwalijke, stijging van rente op de studielening, is na de gebruikelijk politieke rituelen gewoon geaccepteerd.
In het funderend onderwijs was het wel anders. Met estafettestakingen werd in het voorjaar succesvol aandacht gevraagd voor de werkdruk en het salaris van basisschoolleerkrachten. Een werkdrukakkoord, mét gelden, was een eerste succes. Voor het salaris werd vooral nog naar het onderwijs zelf gewezen, maar toen in april duidelijk werd dat eerdere salarisafspraken nooit zijn nagekomen – goh – konden zowel politiek als sectorraad niet meer om een betere cao heen. Het gat met het VO is er nog steeds, maar een eerste begin is gemaakt. D66 en CDA kwamen na afloop van die cao-onderhandelingen nog met een aanvullend voorstelletje voor een kleine verschuiving, maar daar moest Slob niets van hebben. Dat moesten de partijen maar fatsoenlijk regelen, en niet ad hoc.
In het VO bleef het bij een stakingsdreiging. Dat bleek uiteindelijk genoeg om een matige salarisstijging te krijgen. Ook in het MBO kwam de nieuwe Cao op hetzelfde neer: wat procentjes erbij, en wat beloftes over werkdruk.
In de uitzonderlijk droge zomer stond het water aan de lippen bij de basisscholen. 1300 leerkrachten te weinig na de vakantie. Het lerarentekort, waar al jaren voor gewaarschuwd werd, werd bijna overal in het land voelbaar. Met buitenlandse leraren, pensionado´s, ouders en kunstenaars voor de klas werden gaten gevuld. Op diverse plekken werd een vierdaagse schoolweek overwogen of zelfs ingevoerd. Lichtpuntjes in het dossier ‘lerarentekort’ waren er dit jaar ook. Slob vond toch ergens een klein potje met omscholingsgeld. Gemeente Amsterdam liet zien het probleem serieus te nemen en lokte in mei de eerste leraren met een heus appartement, en er waren, met dank aan alle media-aandacht, meer aanmeldingen op pabo’s. Desalniettemin blijft het lerarentekort een enorme uitdaging voor de komende jaren. Samen met de regionale krimp is dit echt een onderwerp wat landelijke regie vraagt. Lokale denktanks, zoals in Amsterdam, kunnen natuurlijk helpen, maar dit probleem overstijgt de regio’s.
Ook in de Limburgse hoofdstad Maastricht heeft er heel wat zweet op voorhoofden gestaan. Toen bleek dat VMBO Maastricht hun Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) niet gevolgd had, trok de inspectie aan de noodrem. Honderden leerlingen werden de dupe van een onprofessionele schoolcultuur, onwetende docenten, wegkijkende leidinggevenden en een bestuur dat mijlenver op afstand stond. Naar elkaar wijzen was makkelijk, en ook de onderwijsinspectie gaat niet helemaal vrijuit. Uiteindelijk is iedereen, alsnog, geslaagd en kennen leraren, directeuren en bestuurders overal in Nederland hun PTA inmiddels woordelijk uit hun hoofd.
In ander klein onderwijsnieuws: de OnderwijsCoöperatie is opgedoekt, het lerarenregister is voorlopig van de baan en de rekentoets is terug. Laat ik met het eerste punt beginnen: allereerst ontzettend jammer dat deze hele toestand nodig was. De structuur van de OC, met een beroepsgroep van leraren die geleid werd door beroepsbestuurders was vanaf het begin gedoemd om te mislukken. In haar nadagen is er een lerarenparlement opgetuigd, dat na een niet-representatieve verkiezing haar best nog heeft gedaan, maar ook daar is de stekker uit getrokken. Er is op dit moment geen vertegenwoordigende organisatie van (voor, of door) leraren. En ook dat is jammer. Met het sterven van de OC heeft ook het lerarenregister geen hartslag meer. Althans, voorlopig. Wat een onuitvoerbare, oncontroleerbare en onzinnige nascholingsverantwoordingswebsite dreigde te worden, is nu even weg. Maar vergis je niet. Dat er geen politiek draagvlak is voor dít register, wil niet zeggen dat er geen register gaat komen. Ik voorspel bij deze: binnen nu en twee jaar ligt er een nieuw voorstel op tafel bij de minister. Zo verliep het ook de rekentoets. Die was door Sander Dekker met een hoop bombarie opgetuigd, maar toen bleek dat niemand in den lande capabel genoeg was om een deugdelijke rekentoets te organiseren, dus vanaf volgend jaar mogen scholen dat zelf doen. Top.
Laten we eens naar de onderwijsorganisatie kijken. Geld blijft liggen, bleek uit een inspectierapport. Bij schoolbesturen en bij samenwerkingsverbanden. Dat zijn weer regionale samenwerkingen tussen schoolbesturen, om zorg te dragen voor passend onderwijs. Dat gaat nog niet altijd even soepel, concludeerde de kamer, al verwoordden de woordvoerders het wat minder genuanceerd. Het is overigens best te verklaren dat scholen wat oppotten. Salarisverhogingen worden vaak pas achteraf door het rijk overgemaakt, en de laatste decennia staat Den Haag nou niet echt bekend om zijn voorspelbaarheid. Bovendien komt er op veel scholen krimp aan, waardoor besturen met een toekomstig tekort zitten. Wil je hier echt wat aan doen, dan moet het bekostigingsstelsel op zijn kop. D66 en VVD kiezen een andere route: meer politieke controle. Dat kan natuurlijk ook. Ik vraag me af of dat echt de route is waar het onderwijs beter van wordt. Versterking van medezeggenschap en een onderwijsministerie met rust en regelmaat als credo lijkt me beter.
De golf die vorig jaar startte met PO in Actie klotste dit jaar aardig over de onderwijsgrenzen heen. Niet alleen navolging in VO en WO, maar ook in de zorg, politie en defensie sluiten mensen aan. De publieke sector komt in actie. Mooi vind ik dat. Ik hoop dat de vakbonden hier vol instappen, want vertegenwoordiging van zo’n brede groep is toch altijd lastig. Als ze de gele hesjes maar thuislaten. De kernoproep, “kom eens met een lange termijnvisie” ondersteun ik van harte. Dat is mijns inziens precies wat er al jaren ontbreekt in het onderwijs, en in de rest van de publieke sector zal het niet anders zijn. We mogen trots zijn op dat we een goede publieke sector hebben. We hebben een van de veiligste landen ter wereld, met de beste zorg en toponderwijs. Dat hoeft niet steeds de sluitpost van de begroting te zijn.
Goed onderwijs is weliswaar iets waar we trots op mogen zijn, er zijn zeker gevaren. Een afglijdend niveau en toenemende segregatie moeten onze volledige aandacht hebben. Het is jammer dat we ons in het onderwijs zo druk (moeten) maken over personeelstekort en geldkwesties. Goed nieuws was er ook: het aantal tienerscholen is verdubbeld, er wordt steeds minder gepest, en Agora, een school met een totaal ander onderwijsconcept, levert succesvol haar eerste examenleerlingen af. Vernieuwing is goed. En ja, dit moet je wel goed doordacht doen, geen onnodige risico’s nemen met de opleiding van kinderen en ja, je moet de resultaten monitoren…
Enfin. Het was me een jaartje wel. Tijd om de balans op te maken en de prijzen te gaan uitreiken.
De onderwijsverliezer van 2018.
Nadat vorig jaar heel politiek Den Haag in de prijzen viel, was er ook dit jaar voldoende aanleiding om ze te nomineren. In het bijzonder D66, CDA en VVD maakten wat mij betreft kans, vanwege het uitblijven van goed beleid, het ontbreken van visie en het uitstellen van moeilijke keuzes. Ik kijk dan vooral richting D66. Voor een zelfbenoemde ‘onderwijspartij’ én een D66-minister op de post, valt de opbrengst goed tegen. Maar ze komen goed weg. Er waren er namelijk nog een paar die er een nog groter potje van hebben gemaakt.

De onderwijsverliezer van 2018, de winnaar van de Sander Dekker-award is geworden.…
Alle verantwoordelijken van het examendrama van Maastricht.
André Postema
Docenten hadden beter moeten weten. De schoolleiding had beter moeten sturen. Het bestuur had beter moeten controleren. De inspectie had eerder moeten ingrijpen, en politici had stilte gepast. Maar de verontwaardiging over het al dan niet aanblijven van een bestuursvoorzitter was nog groter dan het meeleven met al die leerlingen die hier niets aan hebben kunnen doen. Het had er vast iets mee te maken dat Postema ook PvdA-senator was en iedere maand de Balkenendenorm kreeg overgemaakt. Met de focus op de poppetjes was de leerling én de vraag hoe gaan we dit in de toekomst te voorkomen, ook meteen uit beeld. Uiteindelijk is door hard werk uiteindelijk alsnog iedereen geslaagd, waarvoor gefeliciteerd. En nu schoon schip maken, daar in het zuiden…
De onderwijswinnaar van 2018
De aanvoerders van PO in Actie hebben de wisselbeker weer ingeleverd. Hun steen in de vijver is succesvol geweest, en het is nu tijd om het stokje over te dragen. Als eerste genomineerde, zowaar een politicus. Arie Slob. Niet alleen draaide hij vakkundig een laatste oprisping van Sander Dekker de nek om, Slob luisterde, sprak weldoordacht en was eerlijk. Hij had niet meer geld. Hij maakte zich ook zorgen. Hij sprak zich uit waar nodig, bijvoorbeeld over dure uitzendbureau’s, en gaf daarmee richting aan het debat. Slob doet wat hij kan. Ik vind hem een verademing voor de onderwijspolitiek.

Minister Arie Slob
Toch wint ie niet. Want waar Slob goed is in het luisteren, wil ik van een minister meer richting. Meer onderzoek. En daarvoor moeten we naar een apolitieke instantie. De winnaar van de tien-met-de-griffel-wisselbokaal, de onderwijswinnaar van 2018:

De onderwijsraad was on fire. Het adviesorgaan adviseerde over de rol van schoolleiders, lerarentekorten, passend onderwijs, internationalisering, verantwoording van onderwijsgelden, curriculumvernieuwing, toetsen en examens, differentiatie en over carrièremogelijkheden voor leraren.
De raad keek terug, analyseerde scherp, blikte vooruit en deed concrete aanbevelingen. En sure, niet elke letter van iedere advies was raak. Met name het advies over carrièremogelijkheden leverde wat weerstand op en is nog geen oplossing voor het eerstegraderstekort, maar dat is muggenzifterij. Maar ik ben zo blij dat er een club van mensen is met verstand van zaken die de tijd krijgen en nemen om grondig naar het onderwijs en onderwijsbeleid te kijken. Een rol die ik mis in de politieke bankschroef waarin het ministerie van OCW zich vaak lijkt te bevinden. In januari is er een kleine wisseling van samenstelling van de onderwijsraad, met onder andere een nieuwe voorzitter. Ik ben benieuwd.
In 2018 hadden we een raad met zinnige adviezen, en een onderwijsminister die kan luisteren.
Ik heb zin in 2019.